Actualiteiten

Volledig thuiswerken komt twintigers en dertigers niet ten goede

Jongeren die nu thuis moeten werken, hebben daar veel last van. Ze missen rolmodellen, en een netwerk. En wie ziet wat ze kunnen?

Het was wat onwerkelijk om vanuit huis te beginnen aan het werkende leven, zegt bodemwateronderzoeker Niek Verschaeren (26). Hij is bijna drie maanden in dienst van de gemeente Almere, zijn tweede werkgever na zijn studie. Verschaeren mag één dag in de week naar kantoor. De overige dagen werkt hij vanuit huis of gaat hij naar de bibliotheek. „Daar kan ik me beter concentreren.”

Maar vooral inhoudelijk is het thuiswerken niet ideaal, zegt Verschaeren. Hij vindt het moeilijk in te schatten of hij zijn werk wel goed doet. „Ik heb bepaalde capaciteiten, maar ik weet niet of het me nu lukt iedereen te laten zien dát ik ze heb.” Hij mist de feedback die op kantoor op een vanzelfsprekende manier komt. „Doe ik mijn werk goed, maak ik voldoende uren? Ik weet het eigenlijk niet altijd.”

Veel kantoormedewerkers werken nog altijd voor een groot deel thuis. Het aantal mensen dat op z’n werk zit, was begin deze week nog steeds een kwart lager dan voor de coronacrisis. Sommige bedrijven grijpen de kans aan om mensen ook ná de coronacrisis vaker thuis te laten werken. Maar vooral jonge medewerkers gingen aan het begin van de zomer alweer vaker naar hun werklocatie, zag het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) onlangs. Collega’s missen speelde daarbij een belangrijke rol, aldus het instituut.

Ongelijkheid

Zeker jonge medewerkers, vooral twintigers en dertigers, komt volledig thuiswerken ook niet ten goede, zegt hoogleraar sociologie aan de Universiteit Utrecht Tanja van der Lippe. Uiteindelijk kan het volgens haar de ongelijkheid op de arbeidsmarkt zelfs vergroten.

„Je zou verwachten dat oudere medewerkers het moeilijker hebben omdat ze minder goed zijn met digitale technologie”, zegt Van der Lippe. Maar de problemen die jongere werknemers ervaren bij overmatig thuiswerken, zijn fundamenteler, zegt Van der Lippe.

Zo zitten ze vaker dan oudere collega’s met vragen over het werk of de organisatie, maar weten minder goed aan wie deze te stellen, ziet loopbaancoach Manou van Eerten bij haar cliënten. Haar praktijk is gespecialiseerd in de begeleiding van twintigers en dertigers met vragen over hun loopbaan, die te veel werkdruk ervaren of het moeilijk vinden een goede balans tussen werk en privé te vinden.

Deze economische crisis raakt jongeren hard en komt nog eens bovenop de flexibilisering van de arbeidsmarkt

„Jonge werknemers hebben rolmodellen nodig in hun werk. Is het normaal dat ik zo lang over dingen doe? Doe ik mijn werk op de juiste manier?”, zegt Van Eerten. „Normaal gesproken zie je het antwoord op die vragen vanzelf op de werkvloer. Of je kan het terloops een collega vragen. Nu moet je een officiële afspraak inplannen voor iedere simpele vraag.” Die drempel kan voor jongere medewerkers groot zijn, weet Van Eerten. Omdat ze júíst bekwaam over willen komen, of omdat ze collega’s nog minder goed kennen.

Ook merkt Van Eerten dat haar cliënten nu vaker genoegen nemen met hun baan dan voor de crisis. „Ze zijn zich bewust van de huidige arbeidsmarkt. Ik hoor van veel twintigers en dertigers dat ze solliciteren als moeilijker ervaren dan vorig jaar”, zegt Van Eerten. Haar cliënten kiezen er daarom vaker voor hun baan te behouden, óók als ze er misschien niet helemaal op hun plek zitten.

Voor jongere medewerkers is dat problematisch, omdat zij, anders dan oudere werknemers, hun carrière nog niet uitgestippeld hebben, zegt hoogleraar Van der Lippe. Ze moeten nog promotie maken, doorgroeien in een organisatie. Het kan frustrerend zijn wanneer dat niet lukt. Jongere medewerkers verdienen bovendien vaak minder en hebben relatief vaker dan oudere collega’s een tijdelijk contract, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Vier op de vijf flexibele contracten is in handen van werknemers jonger dan 45 jaar.

Jezelf bewijzen

„Voor promotie of een vast contract moet je jezelf bewijzen op de werkvloer, deels door zichtbaar te blijven bij leidinggevenden en collega’s”, zegt Van der Lippe. En dat is moeilijk wanneer iedereen thuiswerkt. Videobellen doe je met directe collega’s, zelden met de leidinggevende van die andere afdeling waar je uiteindelijk wilt werken.

Ook Tijn Sinke (28), ruim drie jaar werkzaam bij een grote gemeente, ervaart de nadelen van het thuiswerken. Eerder dit jaar schreef hij daar een opiniestuk over voor de Volkskrant. „Ik weet hoe belangrijk het is om als jonge of nieuwe medewerker een organisatie, zoals bijvoorbeeld een gemeente, ook fysiek te leren kennen. Om te kijken wie je moet hebben en wat er precies bij welke afdeling gebeurt”, legt Sinke telefonisch uit.

Zelf heeft hij nu toestemming één dag in de week naar kantoor te gaan, omdat hij klein woont. Maar veel collega’s komt hij dan alsnog niet tegen. En dat kan het best lastig maken om plannen voor de toekomst te maken, zegt Sinke. „Ik denk dat ik een aardige band heb met mijn directe leidinggevende en collega’s, maar netwerken met anderen is er niet meer bij. Bepaalde mensen ontmoet je nu gewoon niet.”

Kinderen uitgesteld

De huidige economische crisis, die jonge flexwerkers hard raakt, komt nog eens bovenop de negatieve gevolgen van de flexibilisering van de arbeidsmarkt die al vóór corona zichtbaar waren, zegt Van der Lippe. Ze wijst op onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek van juli dit jaar. Dat toonde aan dat vrouwen tussen 2010 en 2017 mede door de toename van flexibele werkvormen, zoals nuluren- of tijdelijke contracten, kinderen krijgen wat uitstellen.

Van der Lippe: „De jongere generaties lijken op steeds latere leeftijd vastigheid te hebben. En hoe langer het duurt voor ze een vaste baan hebben, hoe langer het kan duren voor ze een volgende stap zetten.” Zoals een huis kopen, of kinderen krijgen dus. Vervelend voor de jongeren zelf, maar het kan ook ongewenste maatschappelijke gevolgen hebben, aldus de hoogleraar.

Hoe lang die jongeren nog last houden van deze crisis, is koffiedik kijken, en het verschilt van individu tot individu. „Maar ik denk dat het zeer onverstandig is om nu al te zeggen: ook ná corona werken we veel vaker thuis”, aldus Van der Lippe.